top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverTeam Hoooop

Van hartbaan naar startbaan

Bijgewerkt op: 12 feb. 2019

Sinds anderhalve maand is Basel in dienst bij Breman Utiliteit Rotterdam. In Syrië was hij loodgieter, maar drie jaar geleden vluchtte hij vanwege oorlogsgeweld naar Nederland. Nu is hij druk bezig een nieuw leven op te bouwen. Het werkverband bevalt goed, zowel bij werkgever als werknemer, maar het overgrote merendeel van de vluchtelingen heeft een stuk meer moeite hun weg te vinden. Hoe kunnen werkgevers, overheid en maatschappelijk instanties samen zorgen dat alle nieuwe Nederlanders de kans krijgen écht mee te doen?

Dit artikel werd geschreven door VNO-VNCW West en je kunt het gehele artikel vinden via deze link.


Het leren van de taal terwijl je aan het werk bent werk dus véél beter!

Door Pieter van der Meulen

De beste manier om te succesvol te integreren is zo snel mogelijk na aankomst volledig mee te doen in de samenleving. Dat betekent op korte termijn aan werk. Vluchtelingen met een baan leren via de praktijk hoe Nederland werkt. Door dagelijks met collega’s en klanten in de weer te zijn, leren zij bovendien veel effectiever de Nederlandse taal. Werk blijkt de sleutel tot succes en de krapte op de arbeidsmarkt vormt een toenemend probleem. Met name in technische sector staan ondernemers te springen om goed personeel. De koppeling is snel gemaakt maar de praktijk blijkt ingewikkeld. Langdurige toelatingsprocedures, taalbarrières en verkeerde of onvolledige beeldvorming zijn hardnekkige obstakels. VNO-NCW West gaat in gesprek met Rien van Gendt van de Maatschappelijk Alliantie, Jaoualia Ouazizi en Leo van Loon van de Werkclub, Chafina Bendahman van ROSE stories, Tom van Velzen van Breman Installatiegroep en natuurlijk met Basel zelf om het eerlijke verhaal over de kansen en beperkingen van vluchtelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt te vertellen.


Zij-instromers

“Tuurlijk,” zegt Basel als hem gevraagd wordt of hij het naar zijn zin heeft bij Breman. “Alles is anders in Nederland. In Syrië is het hard werken en hard praten. Hier moet ik goed nadenken bij het werk, meer dan bij loodgieten. En de laatste maanden gaat het beter met de taal door het werk.” Helemaal vloeiend is zijn Nederlands nog niet, maar in gesprek met iemand, begrijpt hij naar eigen zeggen negentig procent van wat er wordt gezegd. Basel wordt bij Breman ingezet als hulpmonteur. “Hij doet voornamelijk onderhoud van werktuigbouwkundige installaties. Het onderhouden van ketels, pompen vervangen, dat soort werk. Eigenlijk gaat hij overal mee naar toe. Qua taal is er geen begeleiding meer. Als je iedere dag de taal moet spreken, pak je het vrij snel op.” Tom van Velzen, hoofd service en modificatie bij Breman, is blij met zijn nieuwe werknemer. “De tijd dat personeel komt aanvliegen bij een bedrijf als Breman is voorbij. Dus we zijn op zoek gegaan naar zij-instromers, uit alle mogelijke hoeken. We zijn benaderd door de Werkclub, die hebben een traject uitgestippeld met statushouders. Gedurende acht weken hebben 15 mensen meegedaan aan een oriënterend programma, daar hebben we twee mensen uitgekozen, waaronder Basel. Taal is soms nog een barrière, maar niet onoverkomelijk. Dat heeft nou eenmaal tijd nodig. En hij wordt geen advocaat, hij wordt monteur, daar hoef je geen geweldige spreker voor te zijn. Veel van mijn werknemers zijn dyslectisch, die kunnen geen zin normaal schrijven, maar zijn uitstekende monteurs. Dat hebben we nodig.” 


Duurzaam werkverband

“Onze begeleiding loopt meerjarig door en omvat ook een jobcoaching op de werkvloer. We overleggen altijd met de werkgever en proberen te kijken wat hij of zij nodig heeft.” Jaoualia Ouzizi is vestigingsmanager in Rotterdam bij de Werkclub, een sociale onderneming die nieuwe Nederlanders ondersteunt bij het helpen en houden van een baan in Nederland. De begeleiding is intensief en de doelstelling ambitieus. Zo snel mogelijk een startbaan, maar het doel is om een carrière op te zetten en toe te werken naar een zogenaamde ‘hartbaan’. “Wij staan echt voor duurzame werkverbanden. Je ziet bij andere projecten dat mensen voor een korte periode een baan krijgen en dat ze daarna weer thuis komen te zitten. Dat werkt zó demotiverend. Als je iemand daarna weer in de startblokken moet krijgen, begin je eigenlijk van voren af aan.” Oprichter van de Werkclub Leo van Loon denkt dat vluchtelingen een essentiële bijdrage kunnen leveren aan de grote vraag aan technisch geschoold personeel. “Je hoort vaak dat er een schreeuwend tekort is aan goeie mensen die het vak willen leren. Als er iets is wat ik heb geleerd over vluchtelingen is dat zij enorm veel overlevingsenergie hebben. Daar kunnen we als samenleving veel meer uithalen. Het begint met een inburgeringsbeleid waarbij mensen veel sneller aan de slag worden geholpen. In deze groep zitten veel handige jongens, veel meer talent dan je misschien op het eerste gezicht zou denken. Ik ben onder de indruk van deze groep. Stel je voor dat je zelf moet vluchten naar Afghanistan, om maar iets te noemen. Je spreekt de taal niet, je kent niemand. In Nederland weet ik hoe alles werkt, daar weet ik niks en werkt alles anders. Hoe ga je het dan rooien? Je hebt ontzettende overlevingskracht en doorzettingsvermogen nodig om een nieuw leven op te bouwen. Ik hoop dat werkgevers ook steeds meer gaan inzien dat we het niet over de gemiddelde bijstandsgerechtigde hebben. Vluchtelingen kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan onze samenleving en op de arbeidsmarkt.”


Beeldvorming

“Beeldvorming ligt aan de basis van een arbeidsmarkt die óók op vluchtelingen is afgestemd. De Maatschappelijke Alliantie, een samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en foundations, brengt partijen bij elkaar om complexe uitdagingen, zoals het vraagstuk rondom vluchtelingen, gezamenlijk aan te gaan.” Rien van Gendt is een bekende in de Nederlandse en internationale wereld van de filantropie. Hij neemt onder meer zitting in het bestuur van de European Cultural Foundation, IMC Weekendschool en de bekende Rockefeller Foundation in New York. Zo ook in de Maatschappelijke Alliantie. “De overheid is zich steeds meer bewust dat ze bij ingewikkelde problemen het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven nodig heeft. In Nederland zijn op het gebied van vluchtelingen geweldige initiatieven, wij proberen de verbinding daartussen te leggen. Ondanks alle goede bedoelingen in Nederland heeft nog maar tien procent van de vluchtelingen een baan. Een andere benadering is gewenst. Hoe kun je een taal leren als je niet participeert? Hoe kun je je aanpassen als je geen sociale contacten hebt? Als je de benadering van de werkclub hanteert, van startbaan naar hartbaan, dan is het in de eerste plaats belangrijk om te starten. Om dat mogelijk te maken hebben we uitvoerende organisaties nodig, die persoonlijke begeleiding naar zowel werkgever als vluchteling verzorgt. De andere kant van het verhaal is dat de overheid meer zogenaamde scharrelruimte moet inbouwen. Het moet mogelijk zijn om meer te experimenteren met wetgeving. Eigenlijk zou bij elk artikel een experimenteerbijlage moeten worden toegevoegd. Dan wordt in de praktijk duidelijk wordt wat de beste aanpak is. Dat kan de Maatschappelijke Alliantie dan weer terugbrengen naar het landelijke niveau van beleid. Momenteel zijn er twee pilots met vluchtelingen. In Amsterdam met een concentratie op de bouw en in Amersfoort niet specifiek op één sector. Deze pilots leveren een schat aan inzichten en lessen op. Maar eigenlijk begint het nog eerder, met beeldvorming. Niet alleen gericht op het publiek, maar juist ook op werkgevers. Mensen die hier uit noodzaak naar toe komen, krijgen nu veel te vaak nee te horen. Nee, je taal is niet goed genoeg, nee, je snapt onze cultuur niet. Draai het om en kijk naar wat mensen kunnen bijdragen. Vanuit de overheid wordt te lang vastgehouden aan eerst de taal spreken en dan pas werken. Wat blijkt uit onze gesprekken en bijvoorbeeld als je kijkt naar Basel is dat werk juist heel belangrijk is. Trajecten als de taal leren, inburgeren en werken zouden veel meer gelijk geschakeld kunnen worden. Nu wordt door de overheid te bureaucratisch gedacht.”


Land van regeltjes

“Ik kan pas iemand aannemen als hij of zij een BSN nummer heeft. Voordat een vluchteling dit krijgt, ben je minimaal twee jaar verder. Voor de tijd kan ik niks voor iemand betekenen.” Van Velzen denkt dat de asielprocedure in Nederland veel eenvoudiger vormgegeven kan worden. “Eigenlijk zou het, heel simpel gezegd, je blijft of je blijft niet moeten zijn. Dat moet zo snel mogelijk duidelijk zijn en met de mensen die blijven kan je meteen een spoor ingaan waarbij ze worden betrokken in de maatschappij. Nu komen mensen in een asielzoekerscentrum en daar laat je ze twee jaar zitten. Daar trekken ze weer met hun landgenoten op en leren ze geen woord Nederlands. Het inzetten van een langdurige route zou meer moeten gebeuren. Voor mij is de loopbaanbegeleiding niet helemaal duidelijk. Wat ik fijn zou vinden is als een bedrijf als Breman er zelf helemaal niet mee bezig zou hoeven zijn. Gelukkig verzorgt de Werkclub dit gedeelte, zonder hen zou Basel hier niet werken. Voor werkgevers is dit onbekend terrein en onbekend maakt onbemind. Ik denk dat heel veel bedrijven wel willen maar het is toch een grote stap. Het zou goed zijn om regelmatig met de Werkclub om tafel te gaan. Gewoon eens per twee, drie maanden een bakkie koffie te drinken. Beetje doornemen hoe het gaat, eventueel praten over nieuwe kandidaten. En van te voren groot praten over een gezamenlijk begeleidingsplan.” 


Melk en dadels

Het belang van het vooraf uitdenken van een traject wordt onderstreept door Chafina Bendahman, medeoprichter van ROSE Stories, een mediabedrijf waar de verhalen uit verschillende culturen in concrete projecten of producten worden omgezet. Het doel van ROSE stories is door verhalen tastbaar te maken gelijkheid en diversiteit in de samenleving te bevorderen. Het heeft meerdere boeken, films, tv-programma’s en theatershows opgeleverd. Momenteel trekt de voorstelling ‘Melk en Dadels’ door het land, een zelfbewust portret over Marrokaans-Nederlandse vrouwen. “Wij werken veel met auteurs en theatermakers, sommigen krijgen meer begeleiding dan anderen. Als iemand bij ons begint, maken we altijd een vijfjarenplan. Een soort stip op de horizon waar we verder geen verplichtingen aanhangen, maar wat duidelijk maakt welk traject iemand voor ogen kan houden. Het is nuttig, niet alleen voor de werknemer maar juist ook voor de werkgever, welke stappen je moet afleggen om echt te komen tot de droombaan die we voor ogen hebben.”


Toekomst

Wat de toekomst brengt voor Basel moet blijken, voorlopig is hij goed op zijn plek bij Breman. Op korte termijn vindt hij het belangrijk te blijven werken aan zijn taalvaardigheid. “Ik leer van praten met mensen, met de buren. ’s Avonds kijk ik televisie, kinderprogramma’s in het Nederlands bijvoorbeeld.” Minstens zo belangrijk als het vinden van een baan is het praktische gedeelte van een nieuw land leren kennen. “Wij besteden in ons programma veel tijd aan het vinden van de weg in stad en woonwijk,” vertelt Ouazizi. “Voor welke toeslagen komt iemand in aanmerking, wat moet je allemaal doorgeven aan de gemeente? Als je de gemeente belt, moet je eerst door een automatisch menu van vijf minuten heenkomen. Dat is behoorlijk lastig als je de taal niet goed spreekt.” De dagelijkse gang van zaken op maat begeleiden en langetermijnplanning als het gaat om carrièreperspectief. Daarbij een overheid die ruimte laat voor experimenten en werkgevers die gebruik maken van de kansen die de nieuwe groep arbeidskrachten bieden. Een flinke opgave, maar een met voordelen voor alle partijen, wanneer gezamenlijk en positief benaderd. “Ik kijk niet per se wat iemand hier kan, maar wat iemand überhaupt kan,” stelt Van Velzen. “Als iemand ambities heeft is dat alleen maar goed en dan moet gekeken worden hoe die ambities kunnen worden verwezenlijkt. De tijd dat je als werkgever kan zeggen wat iemand moet doen is voorbij. Vind ik sowieso het domste wat je kunt doen. Als Basel zich op een ander vlak ontwikkelt, moet hij dat vooral doen. Gisteren heeft hij bijvoorbeeld even staan lassen.” “Makkie man,” grijnst Basel. Van Velzen lacht ook. “Nu nog waterdicht.”

1 weergave0 opmerkingen
bottom of page